De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet, waarin door de gemeenteraad op 13 maart 2019 de uitgangspunten voor het financiële beleid, en ook de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie zijn vastgesteld.
Continuïteitsveronderstelling.
Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement is dit nader toegelicht.
COVID-19.
De uitbraak van COVID-19 (corona) eind februari 2020, die ook nog doorliep tot het eerste kwartaal 2022, heeft ook nog impact gehad op de organisatie en de realisatie van de begroting 2022. In de jaarrekening en het jaarverslag is zoveel mogelijk een gedegen toelichting opgenomen wat betreft de werkelijke effecten van corona in 2022 en de (onzekerheden over de) nog te verwachten effecten in 2023.
Deze toelichting is in de jaarrekening zo veel mogelijk opgenomen bij de betreffende balanspost of het betreffende programma.
Liquidatie NV Maatschappelijk Vastgoed Deventer
Op 17 februari 2021 is met een notariële akte de overdracht van registergoederen van de NV Maatschappelijk Vastgoed Deventer naar de gemeente gerealiseerd en besloten is de NV daarna te gaan liquideren. De gemeente voert vanaf 2021 de exploitatie over deze materieel vaste activa. Generale liquidatie van de NV Maatschappelijk Vastgoed Deventer vond plaats met een besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 25-10-2022 en een notarieel akte van 26-10-2022. Een akte van non-verzet is in maart 2023 afgegeven, zodat daarmee de NV Maatschappelijk Vastgoed Deventer is opgeheven en is uitgeschreven uit het register van de Kamer van Koophandel.
Vanwege de overdracht van de materieel vaste activa aan de gemeente is in de jaarrekening 2021 her-rubricering van de bestaande gemeentelijke immaterieel vaste activa in materieel vaste activa toegepast.
In de jaarrekening 2022 is de Financiële Activa balanspost deelneming in de NV Maatschappelijk Vastgoed Deventer opgeheven en is het liquidatiesaldo van de NV gestort in de reserve kapitaallasten cultureel vastgoed NV Maatschappelijk Vastgoed Deventer.
Afschrijvingstermijn Slim Warmtenet Zandweerd
In 2021 activeerde de gemeente voor het eerst kosten voor het 'ZLT net' (Zeer lage temperatuur-net m.b.t. project Slim Warmtenet Zandweerd) die gedurende 30 jaar worden afgeschreven (activa component: grond-, weg- en waterbouwkundige werken). De draaiende onderdelen rondom deze investering zullen worden afgeschreven in 15 jaar (activa component: machines, apparaten en installaties).
Deze activa componenten voor een warmtenet zijn nog niet gedefinieerd in de nota Activeren en afschrijven van de gemeente Deventer. Binnen de richtlijnen is gekeken wat passend is en wat gangbaar is voor afschrijvingen van een warmtenet (via navraag bij andere warmtebedrijven).
Deze activasoort is nog niet in de nota Activeren en afschrijven van de gemeente Deventer vermeld. De oorzaak is dat dit een nieuw soort actief is voor gemeente. In het 2023 wordt de genoemde nota aangepast.
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, zijn in acht genomen als zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als bate genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar gesteld wordt. Met betrekking tot de verwerking van de algemene uitkering heeft de commissie BBV een stellige uitspraak gedaan. Deze uitspraak houdt in dat in de jaarrekening de algemene uitkering wordt opgenomen volgens de in het jaar laatst gepubliceerde accresmededeling. In de jaarrekening 2022 is de algemene uitkering opgenomen op basis van de decembercirculaire 2022.
Eigen bijdrage CAK
Met betrekking tot de eigen bijdragen die het CAK int en aan de gemeenten afdraagt geldt op basis van de kadernota Rechtmatigheid 2022 van de commissie BBV het volgende. Gemeenten kunnen op basis van de overzichten van het CAK wel de aantallen personen, soort en omvang van de zorgverlening beoordelen met de eigen WMO-administratie. Probleempunt is dat door het ontbreken van inkomensgegevens op deze overzichten de informatie over de eigen bijdrage ontoereikend is om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen. Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals hiervoor is toegelicht. De gemeente zal deze onzekerheid in de jaarstukken moeten noemen, ook al ligt de oorzaak niet bij de gemeente. De gemeente Deventer heeft onvoldoende zekerheid omtrent de volledigheid van de eigen bijdragen Wmo van €802.943 en Beschermd Wonen van €266.421 in haar jaarrekening 2022.
In de jaarrekening 2022 wordt het bedrag verantwoord dat in het verantwoordingsjaar van het CAK aan afdrachten is ontvangen (= kasstelsel). De reden hiervan is dat bij het CAK sprake is van achterstanden in het verwerken van de opgelegde en nog op te leggen eigen bijdragen waardoor geen betrouwbare schatting is te maken van de ultimo 2022 nog op te leggen en door gemeenten te ontvangen eigen bijdragen.
De personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Er is sprake van een formeel verbod op het opnemen van voorzieningen dan wel schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende aan arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten: vier jaar. Als er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (bijvoorbeeld door reorganisaties) dient er (waarschijnlijk) wel een verplichting te worden opgenomen.
In 2022 is de CAO-gemeenten 2021-2022 vastgesteld. Medewerkers kunnen op basis van deze CAO onder andere vanaf 1 januari 2022 bovenwettelijke verlofuren sparen. Met dit 'verlofsparen' kunnen medewerkers passend bij hun levensfase hun bovenwettelijke verlofuren inzetten op een manier die aansluit bij hun persoonlijke levens- en carrièreplanning en het gemeentelijk vitaliteitsbeeld. De uren die zijn gespaard onder het verlofsparen verjaren niet. Volgens de door de commissie BBV gepubliceerde “vraag & antwoord” moeten gemeenten een voorziening vormen voor alle categorieën bovenwettelijke verlofuren die in artikel 6.3 lid 3 van de CAO-gemeenten zijn benoemd.
Diverse personele lasten blijven echter ook in 2022 toegerekend aan de periode waarin de uitbetaling plaatsvindt. Daarbij moet worden gedacht aan componenten als de ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden en de overlopende vakantiegeldaanspraken.
Algemeen
In 2020 is door de raad de richtlijn Activeren en afschrijven vastgesteld. Deze richtlijn is een vertaling van de eisen, die zijn neergelegd in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) wat betreft duurzame activa, naar de Deventer situatie. De richtlijn biedt een actueel kader voor investeringen en de daaruit voortvloeiende activa en afschrijvingen. Voor de afschrijvingsduur gelden de afschrijvingstermijnen die zijn opgenomen in de richtlijn Activeren en afschrijven (2020).
In de jaarrekening is, in aanvulling op de richtlijn Activeren en afschrijven, uitgegaan van de notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken (2019) van de commissie BBV.
Omvangcriterium
Vanaf1 januari 2005 worden investeringen met een gebruiksduur minder dan 3 jaar en/of met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs lager dan €25.000 niet geactiveerd maar direct ten laste van de programmarekening gebracht.
Vanaf het boekjaar 2013 worden activa, met een verkoop intentie op korte termijn, onder de vlottende activa opgenomen. In de toelichting op de balans wordt de omvang van de actuele waarde vermeld.
Afschrijven
Slijtende investeringen worden vanaf de boekingsperiode direct aansluitend op het moment van ingebruikneming (n+1) lineair of annuïtair afgeschreven gedurende de verwachte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. Op grondbezit (zowel met economisch als maatschappelijk nut) wordt niet afgeschreven. Bij de waardering wordt in voorkomende gevallen rekening gehouden met een bijzondere vermindering van de
waarde, als deze naar verwachting duurzaam is. Dergelijke afwaarderingen worden teruggenomen als ze niet langer noodzakelijk blijken.
Algemeen
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- dan wel vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Eventuele van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag (artikel 62 lid BBV). Hierbij dientt de verkregen bijdrage als bate te worden verantwoord.
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
Afsluitkosten van opgenomen geldleningen worden afgeschreven gedurende de restant looptijd van de betrokken geldlening.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in 5 jaar afgeschreven. De afschrijving van de geactiveerde kosten van onderzoek en ontwikkeling vangt aan bij ingebruikneming van het gerelateerde materiële vaste actief.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden.
Bijdragen aan activa van derden worden volgens de richtlijnen Activeren en afschrijven geactiveerd als ze individueel een bedrag van € 25.000 te boven gaan. Dergelijke geactiveerde bijdragen zijn gewaardeerd tegen het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen. De verleende bijdragen worden afgeschreven in de periode waarin het betrokken actief van de derde op basis van de door de gemeente gestelde voorwaarden moet bijdragen aan de publieke taak.
Algemeen
Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend, inclusief de direct toe te rekenen salariskosten. In de vervaardigingsprijs kunnen verder worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. In dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
Investeringen met economisch nut
Deze materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingspijs. Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht.
Warme gronden
Volgens de notitie 'Grond grondbeleid in begroting en jaarstukken (2019)' worden gronden die zijn verworven met het oog op gebiedsontwikkeling, maar waarvoor nog geen operationele grondexploitatie is vastgesteld opgenomen onder de materiële vaste activa (artikel 52 lid 1 onderdeel a BBV). Dergelijke gronden worden in de regel aangeduid als 'warme gronden'. Het toerekenen (activeren) van andere kosten is daarbij niet toegestaan.
Gronden die zijn verworven met het oog op concrete ontwikkeling door de gemeente, maar waarvoor nog geen operationele grondexploitatie is vastgesteld mogen, voor wat betreft de toepassing van artikel 65 lid 1 BBV, worden gewaardeerd tegen de waarde volgens de toekomstige bestemming, mits op basis van de notitie 'Grondbeleid in begroting en jaarstukken' (2019) en de aanpassing van de voorwaarden warme gronden wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De gronden moeten deel uitmaken van een door de gemeenteraad vastgestelde visie of een door de gemeenteraad vastgesteld masterplan voor (een) concrete en binnen afzienbare tijd te starten grondexploitatie(s), waarin de gebiedsontwikkeling van totaalplan naar deelgrondexploitaties is vastgelegd.
- De (toekomstige) bestemming(en)/functies (ontwikkeling) betreffende het plangebied dien(en)t goed onderbouwd te worden.
- De gebiedsontwikkeling mag niet zodanig conflicteren met de uitkomst van de inventarisatie van bedreigingen dat die de ontwikkeling in de weg kunnen staan, bijvoorbeeld op het gebied van milieu of bereikbaarheid.
- De visie/het masterplan mag niet strijdig zijn met beleid van de provincie en/of het Rijk.
- Periodiek (minimaal eens in de 2 jaar) worden de gronden getaxeerd tegen de waarde volgens de toekomstige woningbouwbestemming, met inachtneming van de inherente onzekerheid van de ontwikkelmogelijkheden
Investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing wordt geheven
Als investeringen grotendeels of meer worden gedaan voor riolering, het inzamelen van huishoudelijke afval of andere alsook voor rechten die op grond van art. 229 lid 1 a en b Gemeentewet worden geheven, worden deze investeringen op de balans opgenomen in een aparte categorie: de investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.
Wijziging bestemming activa
Van activa waarvan de bestemming wijzigt (bijvoorbeeld door verkoop) wordt volgens artikel 63, lid 5 – BBV de actuele waarde van de nieuwe bestemming toegelicht (verkoop- of taxatiewaarde). Als de duurzame gebruiksintentie eindigt (door verkoopvoornemen), wordt het object onder de vlottende activa (voorraden) gerubriceerd. Is de actuele waarde lager dan de boekwaarde, dan vindt afwaardering plaats.
Investeringen met een maatschappelijk nut worden, evenals investeringen met een economisch nut, geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. De verplichting om alle investeringen te activeren volgens de nieuwe methode geldt alleen voor investeringen die vanaf het begrotingsjaar 2017 zijn gedaan.
Door de invoering van de nieuwe systematiek blijven verschillen bestaan in de wijze waarop mag worden afgeschreven op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die vóór het begrotingsjaar 2017 zijn gedaan. Om inzicht te geven in het deel van de activa dat wel vergelijkbaar is wat betreft systematiek is in het verloopoverzicht in de toelichting op de balans aangeven welk bedrag volgens de nieuwe systematiek is verantwoord en welk deel volgens een andere systematiek.
In erfpacht uitgegeven gronden.
Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs; dit is de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. Eventuele afkoopsommen voor voortdurende contracten zijn verwerkt onder de langlopende schulden en vervallen naar rato van afkoopperiode vrij ten gunste van het resultaat.
Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen, (overige) leningen u/g en (overige) uitzettingen zijn – tenzij hierna anders is vermeld - opgenomen tegen nominale waarde. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.
Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s ('kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen' in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Als de waarde van de aandelen onverhoopt structureel mocht dalen tot onder de verkrijgingsprijs, zal afwaardering plaatsvinden. Tot dusver is een dergelijke afwaardering niet noodzakelijk gebleken. De actuele waarde ligt ruim boven de verkrijgingsprijs.
Van een deelneming is volgens artikel 1 lid d BBV sprake als de gemeente participeert in het aandelenkapitaal van een NV of BV.
Grond- en hulpstoffen en overige voorraden
Grond- en hulpstoffen en overige voorraden zijn opgenomen tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Wanneer de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, wordt afgewaardeerd naar deze lagere marktwaarde.
Onderhanden werk, gronden in exploitatie
De als onderhanden werk opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken) en ook een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten.
Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: baten en lasten – en het daaruit vloeiende resultaat – worden toegerekend aan de periode waarin deze zijn gerealiseerd. Bij meerjarige projecten betekent dit dat (de verwachte) winst niet pas aan het eind van het project tot stand komt en ook als zodanig moet worden verantwoord. Het verantwoorden van tussentijdse winst is daarmee geen keuze maar een verplichting die voortvloeit uit het realisatiebeginsel.
Bij het bepalen van de tussentijdse winst is het wel noodzakelijk de nodige voorzichtigheid te betrachten. Als aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid en dient er winst te worden genomen:
- Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat.
- De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht.
- De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).
Zolang daarvan geen sprake is, worden de verkregen verkoopopbrengsten volledig op de vervaardigingskosten in mindering gebracht. Als er sprake is van winst, wordt deze berekend op basis van de eindwaarde van het project, volgens de notitie 'Grondbeleid in begroting en jaarstukken (2019)' van de commissie BBV. Als de berekening van de tussentijdse winstneming volgens de percentage of completion methode ertoe leidt dat in eerdere jaren te veel winst is genomen, neemt de gemeente de eerder te veel genomen winst terug. Subsidiebaten en de daarbij behorende subsidiabele kosten bij grondexploitaties maken geen onderdeel uit van de tussentijdse winstneming en worden verantwoord op het moment dat de subsidie volgens de subsidievoorwaarden is gerealiseerd.
De verliesvoorziening is gewaardeerd tegen de contante waarde. Het te verwachten verlies op eindwaarde wordt door middel van de disconteringsvoet contant gemaakt. De disconteringsvoet is in het BBV voorgeschreven en bedraagt 2%.
Gereed product
Gerede producten worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde als de marktwaarde lager is dan de kostprijs. Dat laatste doet zich vooral voor als voorraden incourant worden. De kostprijs bestaat uit de verrekenprijzen van grond- en hulpstoffen en de loon- en machinekosten die aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.
Vorderingen
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening is wat betreft de algemene private debiteuren bepaald op basis van de geschatte inningskansen per individuele vordering (statische methode). De voorziening voor de belasting debiteuren is daarentegen dynamisch bepaald in verband met het grote aantal kleine vorderingen.
Deze activa worden tegen nominale waarde opgenomen.
De overlopende activa maken onderdeel uit van de vlottende activa (artikel 37 – BBV). Onder de overlopende activa vallen de vooruitbetaalde kosten en nog te ontvangen bedragen.
Vooruitbetaalde kosten zijn kosten die al zijn betaald, maar waarvan de prestatie (nut) na de balansdatum valt.
Nog te ontvangen bedragen betreft nog te factureren geleverde prestaties. De grondslag voor de ‘vordering’ is voor de balansdatum ontstaan.
Overlopende activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs (artikel 63 – BBV).
Reserves
In de, in 2018 door de raad, vastgestelde geactualiseerde beleidsnota Reserves en voorzieningen wordt het kaderstellend beleid voor de reserves weergegeven. Volgens artikel 19 – BBV bevat de toelichting op het overzicht van baten en lasten een overzicht van de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves.
Voorzieningen
In de, in 2018 door de raad, vastgesteld geactualiseerde beleidsnota Reserves en voorzieningen wordt het kaderstellend beleid voor voorzieningen weergegeven. Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting dan wel het voorzienbare verlies. De pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders is echter tegen de contante waarde van de (al opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd. De onderhoudsegalisatievoorzieningen stoelen op een meerjarenraming van het uit te voeren groot onderhoud aan (een deel van) de gemeentelijke kapitaalgoederen, waarin rekening is gehouden met de kwaliteitseisen die daarover geformuleerd zijn. In de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen die is opgenomen in het jaarverslag is het beleid daarover nader uiteengezet.
Indien sprake is van achterstallig onderhoud moet er met ingang van verslagjaar 2021 een voorziening worden gevormd. Het is niet langer toegestaan om bij onvoldoende financiële middelen een termijn van vier jaar te hanteren voor het vormen van de voorziening. De reden hiervoor is het effect op de financiële kengetallen.
In geval van achterstallig onderhoud, waarbij sprake is van kapitaalvernietiging en/of onveilige situaties, wordt er op basis van art. 44 lid 1a BBV een voorziening gevormd.
Er kan in geen van de voorkomende gevallen sprake zijn van een negatieve voorziening. Een onverwacht bij het opmaken van de jaarrekening gesignaleerde negatieve stand moet via een eenmalige last worden gedekt. Een tijdens het opmaken van de begroting gesignaleerde verwachte negatieve stand moet via het aanpassen van de toekomstige stortingen worden gedekt.
Vaste schulden
Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met de gerealiseerde aflossingen. De vaste schulden hebben een rente-typische looptijd van één jaar of langer.
Verplichting voortvloeiend uit leasing
De waardering van de verplichting uit hoofde van de financial leasing van de vervoermiddelen vindt plaats tegen de contante waarde van de contractueel verschuldigde leasetermijnen.
Incidentele baten en lasten
Volgens artikel 28 – BBV is in de toelichting op de programmarekening een overzicht van de incidentele baten en lasten per programma. Daarin worden per programma de belangrijkste posten (> €100.000) afzonderlijk gespecificeerd.
Nog te bepalen en te bestemmen resultaat
De basis voor de jaarrekening ligt in de door de gemeenteraad vastgestelde begroting. In de jaarrekening dient tot uitdrukking te worden gebracht, wat werkelijk is gebeurd ten opzichte van de door de raad vastgelegde voornemens in de begroting, inclusief later daarin aangebrachte wijzigingen. Door middel van de voorgeschreven analyse tussen de rekening- en begrotingscijfers wordt inzicht verstrekt in de - eventueel - ontstane verschillen. Volgens de programmabegroting mogen in de diverse programma’s geen stortingen en onttrekkingen met betrekking tot de reserves worden opgenomen. Deze mutaties worden gepresenteerd in het overzicht werkelijke toevoegingen en onttrekkingen aan reserves. Nadat het resultaat van de rekening (inclusief exploitatiemutaties in reserves) is bepaald, wordt dit afzonderlijk op de balans vermeld en in de jaarrekening vastgelegd. Na vaststelling van de jaarrekening neemt de gemeenteraad vervolgens een besluit over de bestemming van het resultaat.
Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Borg- en Garantstellingen
Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten de telling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. Overigens is in de toelichting op de balans nadere informatie opgenomen.
Overlopende passiva zijn verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen (met uitzondering van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume (art. 49, lid 1 – BBV)). Een essentieel kenmerk is dat voor de gemeente een verplichting bestaat. Een verplichting is een plicht of verantwoordelijkheid tegenover een derde om op een bepaalde manier te handelen of te presteren (dit kan voortkomen uit een overeenkomst maar ook uit, door een derde al geleverde prestatie waarvoor nog geen betaling heeft plaatsgevonden). Verplichtingen kunnen rechtens afdwingbaar zijn als gevolg van een bindende overeenkomst of wettelijke vereiste.
Vanaf 01-01-2008 worden van Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren onder de overlopende passiva opgenomen (art. 49, onderdeel b– BBV). Als op basis van de voorwaarden van de specifieke doeluitkering het niet bestede bedrag moet worden terugbetaald, dan is dit terug te betalen voorschotbedrag verantwoord onder de netto vlottende schulden (art. 48, onderdeel d – BBV en vraag 2 van deel 15 – vragen en antwoordenrubriek). Overlopende passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde (art. 63 lid 7 – BBV).